Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Het Sint Joris-schuttersgilde in Hoorn (tot ca. 1700) (1/8)

Eerder verschenen in West-Frieslands Oud en Nieuw, 47e bundel, pagina 157-172.
Uitgave: Historisch Genootschap "Oud West-Friesland", 1980.
Auteur: H. A. van Vessem.

Aan de Vest - ter weerszijden van het gymnastieklokaal - staan twee oude, indertijd keurig gerestaureerde poortjes: het Sint Jorispoortje (links) en het Sint Sebastiaanpoortje (rechts). Het beeldhouwwerk van het eerstgenoemde poortje is vrij goed bewaard gebleven. Zonder veel moeite zien we Sint Joris te paard in gevecht met een draak, terwijl - rechts op de achtergrond - een jonkvrouw met naast zich een schaap toekijkt.


Het reliëf op het poortje aan de vest in Hoorn
Het reliëf op het poortje aan de vest in Hoorn, dat de legende van St. Joris en de draak in beeld brengt, is goed bewaard gebleven. Dit St. Jorispoortje dateert uit 1638 en gaf toegang tot de schietbaan achter de Doelen.
De voorstelling gaat terug op een oude legende. Sint Joris, op weg naar keizer Diocletianus, wordt te hulp geroepen door de bewoners van een stad. Een verschrikkelijke draak eist offers van o.a. schapen. In de uiterste nood denkt men er al over hem af te kopen met een mensenoffer (de dochter van de koning). Dan grijpt Sint Joris in en verslaat het monster. Het verhaal wordt in de tijd van de kruistochten door een toen veel gelezen boek, de 'Legenda Aurea' van Jacob de Voragine, door heel West-Europa verbreid. Ook de verering van Sint Joris, strijder voor de zwakken en overwinnaar van het kwaad, verbreidt zich snel; kerken en kapellen worden naar hem genoemd (de Sint Joriskerk in Amersfoort).
Sint Joris zou deze plaats nooit hebben gekregen als hij geen historische figuur was geweest, die tijdens de christenvervolgingen onder Diocletianus - waarschijnlijk in 304 - de marteldood stierf. Wat overigens het enige is dat we van hem weten.
In Hoorn was het geen kerk die hem tot patroon had gekozen. De eerste schutters van de stad stelden zich onder zijn bescherming. Dat waren de oude schutters (schuts) van het Sint Jorisgilde. Later werd een tweede schuttersgilde gesticht onder patronage van Sint Sebastiaan: de jonge schutters (schuts). Ze waren ook in leeftijd gemiddeld jonger. Het was nl. een hele eer lid van het Sint Jorisgilde te zijn en om in het gilde opgenomen te kunnen worden moest men een zekere leeftijd hebben bereikt. Ook een grote ervarenheid in het schieten met de boog was vereist. De jonge schuts schoten met de - eenvoudig te hanteren - handboog, de oude schuts met de veel ingewikkelder voet- of kruisboog (armborst). Vooral het spannen van dit wapen, waarbij de schutter soms op zijn rug ging liggen, kostte moeite.

Stichting
Velius stelt de stichting van het Sint Jorisgilde vrij laat: na 1440, toen overal in Holland - zoals hij zegt - de oefeningen met kruis- en handboog ter hand werden genomen.1 Zijn commentator Centen neemt de vrijheid hem op dit punt te corrigeren en wat betreft de steden Delft, Leiden, Den Haag en Amsterdam zeker terecht. Ook in Haarlem gingen de oefeningen met de boog terug tot in de 14de eeuw. We kunnen ons moeilijk voorstellen dat in Hoorn, waar het stadsrecht van 1357 ook militaire verplichtingen oplegde (de levering van 12 man aan de graaf in tijd van oorlog), dergelijke oefeningen zullen hebben ontbroken.
Het lijkt intussen niet onmogelijk dat het door Velius genoemde jaar 1440 het jaar was van de oprichting van het gilde. Hoorn was toen verwikkeld geraakt in de 'Oosterse oorlog' (tegen het Hanzeverbond). Het dreigende gevaar van een aanval op de stad kan de stoot hebben gegeven tot de vereniging van een aantal burgers in een keurcorps. Een dergelijke gewapende afdeling kon in roerige tijden tevens worden gebruikt om de orde in de stad te handhaven. Voor de leden betekende het schuttersgilde niet alleen een mogelijkheid zich voor de eigen stad (en de landsheer) in te zetten, het was ook een 'broederschap', die gezelligheid en vriendschappelijke omgang bood. Een eigen altaar in de kerk, gezamenlijke deelname aan processies gaven bovendien aan deze broederschap een zekere wijding.
Voor het eerst genoemd worden de Hoornse 'schuttere(n)' ('schutten' en 'schuts' komen in de Middeleeuwen ook voor) in de burgemeestersrekening van 1464.2 Ze doen dan hun (latere) naam van stevige drinkers al eer aan. Ter gelegenheid van het bezoek van Karel de Stoute drinken ze - op stadskosten - met elkaar (ongeveer 100 man) een ton bier op. Trouwens ook aan de (schutters)maaltijd waren ze niet voor een kleintje vervaard. In dezelfde rekening komt een post voor betreffende de leverantie 'van ossen en bier, dat die schutteren hadden'.


1 Th. Velius, Chronyk van Hoorn, 4de druk, Hoorn 1740, pag. 59.
2 Oud-archief Hoorn, inv. nr. 166.