De stadsboden gingen te voet, maar mochten gratis gebruik maken van het openbaar vervoer, zoals
trekschuit en postkoets. Vaak waren zij dagenlang van huis.
Iedereen was het erover eens dat, als je de tijd had, het reizen met de trekschuit
uiterst plezierig was. Dat is aan dit tafereel ook wel te zien. De foto dateert uit 1909, toen de
trekschuit als normaal vervoermiddel niet meer werd gebruikt. Het gezelschap maakt ongetwijfeld een
pleziertochtje.
Naarmate Hoorns betekenis als marktplaats en handelscentrum toenam, moesten ook de verbindingen met
het achterland en de wegen in de stad worden verbeterd. In 1420 werden de eerste straten in de stad
geplaveid, de Rode Steen, de Kerkstraat en de Noorder-, Ooster- en Westerstraat. In het begin van de
zestiende eeuw werden aan de landzijde rondom de stad stadsmuren gebouwd. De stadspoorten, die
aanvankelijk van hout waren, werden nu door stenen poortgebouwen vervangen. Aan het einde van die eeuw
werden ook de buitensingels gegraven, die de stad aan de landzijde volledig insloten.
Het verkeer moet in die dagen al bijzonder druk zijn geweest. Alleen al door de Noorderpoort kwamen
op marktdagen wel duizend wagens de stad in.
Naar Amsterdam
De trekschuit naar Amsterdam vertrok bij de Westerpoort, nabij het café Het
Onvolmaeckte Schip. De reis van Hoorn naar Buiksloot duurde ongeveer vijf uur. Kort na de opening
vertrok er 's zomers tien keer per dag een schuit naar Amsterdam en 's winters acht keer per
dag. De schuiten boden plaats aan 28 passagiers. In 1637 vervoerde de trekschuit tussen Hoorn en
Purmerend 24.118 passagiers. Op het traject Hoorn-Edam werden 29.838 reizigers vervoerd. Vanaf 1868
was er naast de trekschuit een stoombootdienst, die dezelfde route volgde. De prijzen waren wat hoger,
maar de stoomboot maakte de tocht wel sneller, in drie uur. De trekschuit heeft de concurrentie niet
lang kunnen volhouden. In 1880 is de dienst opgeheven.
Hoorns bodeteken. De stadsbode mocht op zijn dienstreizen gratis van het openbaar
vervoer gebruik maken. Hij was herkenbaar aan de zogenoemde bodenbus, waarin de opgerolde stukken werden
vervoerd.
Later werd de bodenbus vervangen door een insigne met het wapen van de stad, dat de stadsbode
droeg als teken van zijn functie.
Sinds de vijftiende eeuw had Hoorn een verbinding met Amsterdam, het ‘buitenveer’. Met
de schepen van het buitenveer werden voornamelijk grote partijen vrachtgoederen vervoerd. De beurtschepen
hebben gevaren tot 1880, het jaar waarin alle beurtveren in ons land werden opgeheven.
Al veel eerder was het personenvervoer op het buitenveer belangrijker geworden dan het vrachtvervoer.
Het eerste echte passagiersschip dat op Amsterdam voer, was de raderboot ‘Stad Hoorn’. In
1889 is dit schip uit de vaart genomen. Sindsdien werd de dienst onderhouden door de stoomboten ‘Mr.
W.K. Baron van Dedem’ en de ‘Vereeniging’. De schepen voeren voor de rederij Horjus
& Co en later voor de Hoornsche Stoombootrederij. Tot de Tweede Wereldoorlog kon men dagelijks heen
en terug naar Amsterdam.
Trekschuit op een behangselontwerp uit het einde van de 18de eeuw. Bij de aanleg van
trekvaarten werd, om de kosten te drukken, zo mogelijk gebruik gemaakt van natuurlijke waterwegen. Waar
de trekvaart een bocht maakte, was een ‘rolpaal’ opgesteld, waar de jaaglijn omheen werd
geleid. Zo werd voorkomen dat de schuit tegen de oever werd getrokken
(WFM).