Op een nacht in het jaar 1426 kon Claes Molenaar de slaap niet vatten. Hij stond op, ijsbeerde door
het huis en staarde door het venster naar buiten. Wat hij daar zag, vervulde hem met ontzetting. Boven
het huis van buurman Doedesz zweefde een beeld van Onze Lieve Vrouw. Met veel misbaar wekte Molenaar
alle buren.
Een Zondagmiddagdienst in de Oosterkerk, op een aquarel van Joh. Bosboom uit
omstreeks 1840. De kerk raakte in deze tijd sterk in verval, net als de hele havenbuurt
(Coll. K. Korpershoek, Andijk).
Iedereen raakte in vrome opwinding. De verschijning van Onze Lieve Vrouw werd gezien als
een wonder en men vroeg Doedesz zijn huis te verkopen, zodat op die plaats een kapel kon worden gesticht.
Maar die voelde daar niets voor en weigerde, tot grote woede van de buurt. Kort daarop stierf de
ongelukkige Doedesz tijdens een pestepidemie. De buurtgenoten zagen dit als een vingerwijzing van God
en benaderden nu de weduwe. Onder hevige aandrang gaf de vrouw toe en in hetzelfde jaar werd de kapel
gebouwd. We moeten deze legende misschien met een korreltje zout nemen, maar in ieder geval werd in het
najaar van 1426 een houten kerkje aan het Noord gebouwd. Nauwelijks was het gebouw voltooid, of er vond
nog een wonderlijke gebeurtenis plaats.
De Noorderkerk, in 1727 getekend door C. Pronk. Op de voorgrond wordt een paard
beslagen onder een ‘travalje’. Ook verderop in de straat is bij de Noorderpoort een hoefsmidse
te zien. De kerk was van oudsher het centrum van een eenvoudige buurt, maar trok veel bedevaartgangers
die de kerk aanzien en inkomsten opleverden
(WFM).
Een schipper die een Mariabeeld naar Friesland vervoerde, werd
door het slechte weer gedwongen de haven van Hoorn binnen te lopen. Alle pogingen die hij in de
daaropvolgende dagen ondernam om uit te varen, mislukten doordat telkens weer een storm opstak. De
bevolking kreeg lucht van het voorval en enkele burgers gingen met Claes Molenaar het beeld eens bekijken.
Molenaar herkende de Onze Lieve Vrouw onmiddellijk als het beeld dat hij boven het huis van zijn buurman
had zien zweven. Daarop werd besloten het beeld van de schipper te kopen en het in de kerk op te stellen.
Vijftien jaar later werd de houten kapel vervangen door een stenen kruiskerkje. Als bouwmateriaal werd
hoofdzakelijk baksteen gebruikt. Omdat de constructie niet stevig genoeg was om een zwaar dak te dragen,
werd gekozen voor een houten dak, waarbij de zijwaartse druk op de muren werd verminderd door houten
trekbalken.
In de 19de eeuw was er geen geld meer voor het noodzakelijke onderhoud van de Oosterkerk. Alle
inkomsten waren welkom. Om die reden werd de kerk in 1855 verhuurd voor een landbouwtentoonstelling
die werd georganiseerd door de Hollandsche Maatschappij van Landbouw. Tegen fraaie decorstukken waren
allerlei landbouwprodukten en machines uitgestald. De druk bezochte manifestatie trok bezoekers van
heinde en ver (WFM).