Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn in de Middeleeuwen

Vierde hoofdstuk: Verval (± 1477 - ± 1494)

Pagina 72

… veroordeelde de schuldige steden tot het betalen eener schadeloosstelling, van welk vonnis ze echter in hooger beroep gingen. Zonder resultaat echterr daar Maria het appèl nietig verklaarde en de steden in de kosten van het geding veroordeelde. 1 die 60 pd. vl. bedroegen. 2

De schadeloosstelling werd door Hoorn reeds in 1482 voldaan 3 en het aandeel der stad bedroeg 55 pd., 2 sch. en 6 p. 4 Toen er in 1478 opnieuw een handelsverdrag tusschen Engeland en de Bourgondische regeering gesloten was, werd de verstandhouding tusschen beide landen spoedig beter. 5

Voor Maria was het een geluk, dat zij in den oorlog tegen Frankrijk op den ridderlijken steun van haar echtgenoot Maximiliaan van Oostenrijk, met wien ze in Augustus 1477 gehuwd was, kon rekenen. Wel bleven Picardië en Bourgondië aan Lodewijk XI, maar de overwinning van Guinegate in 1479 vrijwaarde de Nederlandsche gewesten voor een inval der Fransche legers.

Doch Maria had niet alleen hulp noodig tegenover het buitenland, haar eigen onderdanen kwamen ook tegen haar in verzet en de Staten-Generaal dwongen haar het Groot Privilege af. Het was of men herademde nu de strenge hand van den Bourgondischen hertog onmachtig was geworden en de decentraliseerende geest, die de vrijheidslievende Nederlanders bezielde, weer onbeperkt zijn verwarrende en verdeelende werking kon uitoefenen. De Hoeksche en Kabeljauwsche partijleuzen, gedurende Karels regeering nimmer vernomen, werden opnieuw aangeheven in deze landen. Alom eischte men herstel van grieven door schending van privilegiën onder Karels bewind veroorzaakt. De zware beden, die de bevolking drukten en die met grooten tegenzin werden opgebracht, hadden de regeering gehaat gemaakt. Hoorn was één van de steden, die volgens het gevoelen van de burgerij, veel te hoog belast was en waar een verbitterde stemming heerschte, mede doordat de ambtenaren met de inning belast. onnoodig streng waren opgetreden, 6 welke handel wijze aan de magistraat werd geweten.

1 Inv. G. A.: regest., No. 907.
2 Inv. G. A.: regest., No. 1372; Van Marle deelt mee. dat Brouwershaven alleen in 1514 zijn aandeel had betaald, wat echter niet uit No. 1372 is op te maken.
3 Inv. G. A.: regest., No. 968.
4 Van Marle geeft abusievelijk 150 pd. enz. (p. 28). Inv. G. A.: regest., No. 996.
5 H. J. Smit, Bronnen, No. 829.
6 Velius-Centen, p. 92.