Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn in de Middeleeuwen

Vierde hoofdstuk: Verval (± 1477 - ± 1494)

Pagina 107

… het vee, door oorlog en natte jaren zijn hun goederen gekomen aan poorters in de steden.

Van Zwaag zijn de berichten niet minder pessimistisch.

Van Scheerwoude luidt het dat de zee dagelijks haar landen afneemt door storm en dat het veel heeft geleden door de plundering in 1482.

Van Groot-Oosthuysen dat een derde van het volk „gaat om Gods wille”.

Van Nubixwoude dat er groote armoede heerscht en van Oudeboxwoude dat een derde van het volk „om Gods wille gaat”.

Van Woggenom en Watwey, dat de nering een derde minder is dan in 1477 en dat ⅓ van het volk „om broot gaet”; van Berchout dat er een groote menigte koeien zijn gestorven.

Zoo zien we dan Hoorn omstreeks 1494 door allerlei oorzaken, door burgerkrijg en door de verwikkelingen tijdens Maximiliaan's regeering met als gevolgen daarvan rechtsonzekerheid en onveiligheid, als een vervallen stad, die echter in zich voelde de kiemen voor nieuwen bloei en reikhalzend uitzag naar betere tijden. 1

Het tijdperk van „hollenden achteruitgang” was voorbij, langzaam aan kreeg Hoorn den bloei en de welvaart, die het tijdens hertog Karel genoot, terug, en bereikte in de volgende eeuwen zelfs een nog hooger welvaartspeil.

1 Poelman, Bronnen II, No. 2922.