Een ovaalvormig schild op een rechthoekige steen, in zeventiende-eeuwse renaissancevormgeving, met de
naam “De Craton”.
Een “craton”, “kraton” of “karatuan” was een residentie, paleis of
vorstenverblijf van een Indonesisch vorst. Het vormde het centrum van een groter complex, dat soms bijna
de omvang van een dorp kon aannemen. Hier woonden de leden van de vorstelijke familie, de hofhouding,
bedienden en overig personeel. Samen met de bijbehorende kantoren en bedrijfsgebouwen vormde het geheel
een zelfvoorzienende gemeenschap. Kratons kwamen voor op Sumatra (Atjeh) en vooral op Java en het nabij
gelegen kleinere eiland Madoera.
Bekende kratons waren die van de sultans van de Kasepuhan en de Kanoman in Cirebon, die van de sultan
van Djokjakarta en die van de Soesoehoenan (vorst) van Solo (Soerakarta). Ons woord “snoeshaan”
schijnt van de laatstgenoemde titel te zijn afgeleid. De geschiedenis verhaalt, dat er verscheidene
malen is gevochten om kratons, als een plaatselijke vorst zijn macht te veel wilde uitbreiden naar de
zin van de koloniale macht. Bekend was de strijd om de kraton van de sultan van Atjeh in 1874.
Aangezien er in de zeventiende eeuw al een verbinding bestond met de toenmalige Oost-Indische wereld
(denk aan de VOC), zou hier de verklaring kunnen liggen van het woord “craton” op de steen.
Maar waarom juist dit pand “De Craton” werd genoemd is daarmee nog niet verklaard.