In de topgevel van het hoofdgebouw van dit voormalige postkantoor is een forse “gevelsteen”
van gietijzer aangebracht, voorzien van het rijkswapen. Dit voor Hoorn enige gietijzeren tableau dat
zich nog in een gevel bevindt, is gegoten bij de ijzergieterij van Enthoven te 's Gravenhage (een
vroeger gietijzeren wapenschild van het Westfries Museum is te zien in het museum zelf). Erboven bevindt
zich een tekststeen waarop “Post- en Telegraafkantoor” te lezen staat, evenals het jaartal
1876 (het jaar van aanvang van de bouw). Rechts van het hoofdgebouw is het kantoor van de directeur te
vinden. Opzij hiervan met toegang naar zijn bovenwoning bevindt zich een afgeplat torentje. De
bestektekening hiervan toont een spits. Deze spits is ook nog aangegeven op de desbetreffende tekening
van de toestand van 1944 in het boek Hoorn, huizen, straten, mensen. Het postkantoor is naar
ontwerp van de Rijksbouwmeester Peters gebouwd. De twee gebouwen tonen in hun hoofdopzet een neogotische
inslag, terwijl de detaillering behoort bij de neovorm van de Hollandse renaissance. Ook is er invloed
van het eclecticisme te herkennen, onder andere in de vensters met hun T-roede-indeling en de groene
geglazuurde kordonlijsten.
Zie verder Bijlage 9.
Voor de overheid vormden de stijlkenmerken van de Hollandse renaissance (of Hollands maniërisme)
een geliefde basis voor de vormgeving van haar gebouwen in de periode van ± 1875 tot 1914,
maar ook later nog, tot zelfs in 1939 bij de bouw van het voormalige telefooncentralegebouw (Noorderstraat
5; zie aldaar). Andere Hoornse
(semi)overheidsgebouwen met duidelijke renaissancekenmerken zijn onder meer het station, het voormalige
landbouwproefstation (Keern 33), de voormalige muloschool (Draafsingel hoek Johan Messchaertstraat) en
de O.S.G. West-Friesland (Bontekoestraat). Die keuze voor de neorenaissance kwam voort uit een algemene
behoefte aan gebouwen die de eigen historie weerspiegelden. Ook de behoefte van de overheid om door
middel van de vormgeving van haar gebouwen autoriteit en gezag uit te stralen speelde hier een rol in.
Als uitgangspunt voor deze architectuur beschouwde zij de Hollandse renaissance, de bouwstijl van de
fameuze Gouden Eeuw, als de meest geschikte.
Gevelstenen passen heel goed in de traditie van de renaissance. Toevoeging van een gevelsteen werd mede
als middel beschouwd om de voornaamheid van een gebouw te vergroten. Vandaar dat men aan
(semi)overheidsgebouwen uit bedoelde periode vaak gevel- en/of tekststenen aantreft; zo ook aan de
hierboven genoemde gebou-wen, Keern 33 uitgezonderd. Bouwmeesters of architecten van overheidsgebouwen
waren meestal in overheidsdienst. Aangezien het de overheid in de eerste plaats om het gebouw en functie
ervan ging en minder om de naamsbekendheid van de ontwerper, is van veel bouwwerken de ontwerper onbekend,
maar niet in het geval van Grote Oost 28-30: de bekende architect Peters.
Op 31 oktober 1875 kocht het rijk enige percelen, voldoende ruimte biedend voor een aldaar te bouwen
postkantoor met directeurswoning. Op 17 juni 1876 werden de stukken voor de eerste aanbesteding door
de minister van financiën goedgekeurd en op 14 augustus van hetzelfde jaar werd de aanbesteding
gehouden. Op 1 mei 1878 werd het gebouw in gebruik genomen.