Deze steen toont ons weer een voorbeeld van de band van een voorstelling met het beroep van een vroegere
bewoner.
De afbeelding bestaat uit een uitstalling van allerlei groentesoorten. Groentehandelaar en -teler Piet
Roos heeft deze steen in 1904 laten aanbrengen in zijn in dat jaar herbouwde panden. De vorige panden
waren in 1903 door brand verwoest. Achter de grote deuren van nummer 17 bevond zich de ruimte voor zijn
groentewagen en de opslag van zijn handelswaar. De ruimte achter en onder zijn huis aan de voet van de
dijk kon hij prima gebruiken als werkruimte en onderkomen voor zijn gereedschappen en werktuigen voor
het kweken van groenten.
De gevelsteen is recentelijk met moderne acrylverf voorzien van een historisch onjuiste kleurstelling.
De kleuren die de gevelstenen vandaag de dag tonen zijn nagenoeg geen van alle oorspronkelijk. De huidige
kleurstelling komt meestal voort uit de goedbedoelde fantasie van de schilder of de eigenaar, decennia
of zelfs eeuwen ná de vervaardiging van de steen. De laatste onderzoeken werpen zelfs de vraag
op of het wel gebruikelijk was gevelstenen in hun geheel te kleuren. De oorspronkelijke opvatting zou
zijn geweest dat het spel van licht en donker (schaduw) van de profilering of structuur van de beeltenis
de voorstelling moest verlevendigen. Als ondersteuning zou dan verf zijn toegepast, waarbij de kleur
Bentheimer (lichtcrème) met donkerdere tinten voor schaduwpartijen en lichtere tinten voor die
delen die het meeste licht moesten vangen (het zogenaamde ophogen) een rol zou hebben gespeeld. Hooguit
werd een onderdeel van de voorstelling waarop het accent moest vallen van een andere, “echte”,
kleur voorzien. Dit principe komen wij overigens niet alleen tegen bij beeldhouwers en bouwkundigen.
In de schilderkunst van de zeventiende eeuw hanteerde men het spel van licht en schaduw (clair-obscur)
ook op zeer geraffineerde wijze.
Bouwkundigen waren zich terdege bewust van de mogelijkheden die de profielrijke bouwstijlen van hun tijd
boden. Mede of misschien wel juist door dit spel van licht en schaduw (door de verspringingen en
afwisseling in het profiel van lijsten en randen en in de structuur van de ornamenten) ontstond een levendige
verschijningsvorm met een minimum aan kleur.
Zie verder Bijlage 17.
Het Kleine Oost was tot de bouw – in 1578 – van de nieuwe Oosterpoort een ononderbroken
onderdeel van de Schellinkhouterdijk, het gedeelte van de West-Friese omringdijk tussen de oude Oosterpoort
(1511-1818) en Schellinkhout. In 1583 ontstond hier aan de noordzijde van de straat de eerste bebouwing:
het begin van een straatbeeld. Waarschijnlijk ging het om bebouwing van agrarische aard. Bij de verdere
ontwikkeling en uitbreiding van stad en straat deed ook de stadsboerderij hier zijn intrede: een woon-
en bedrijfsgebouw binnen de stadsmuren, en landerijen daarbuiten.
We hebben hier te maken met bebouwing
op het taluud van een dijk, hetgeen nog duidelijk te herkennen is. Het woongedeelte en de ingang van
de panden bevonden zich op straat- of dijkniveau terwijl de onderbouw voor opslag en overige
bedrijfsdoeleinden steeds achter de bebouwing te vinden was, aan de voet van de dijk. Voorheen was de
achterzijde van de huizen ook vanaf de dijk bereikbaar, via doorgangen tussen de dijkgebouwen. Thans
vormt de bebouwing aan de straatzijde een nagenoeg gesloten gevelwand. De onderbouw van de panden is
nu onderlangs bereikbaar, via de Schellinkhoutersteeg.