Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoornse Gevelstenen en andere Huistekens

Gevelstenen in de binnenstad

West 72 (kuifstuk)

In de kuif van de kroonlijst is een afbeelding van een vijzel met stamper opgenomen en in het timpaan ziet men een vat of ton met een uit streepjes gevormd teken en het jaartal 1750.
De vijzel was bij uitstek het gebruiksvoorwerp van alchemisten, medicijnmeesters en apothekers en geldt sinds eeuwen als beroepsteken voor medici. Of er sprake is van een verband van een medicus met West 72 is onbekend. Waarschijnlijker is dat hier een nering gevestigd was die in verband stond met de wijnhandel. Het teken zou dan een beroepsbeoefenaarsteken kunnen zijn: een beschermd teken dat fungeerde als het tegenwoordige handelsmerk of logo. Het kan ook een huis- of familieteken zijn, dat als handtekening gehanteerd werd door een bepaald gezin of gezinshoofd. De oudste zoon nam na het overlijden van de vader het bestaande huisteken over. De jongere zoons voegden er één of meer streepjes bij. Huismerken treft men aan op zegels, huisraad, kerkbanken, grafzerken, et cetera.

Het blijft echter moeilijk om voor de combinatie van vijzel en vat een logische verklaring te vinden. Het is heel goed mogelijk, dat het timpaan met het vat pas later in het fronton is aangebracht, gezien de afwijkende ontwerpvorm ervan vergeleken met het fronton met de kuif en de vijzel.
De door sommigen gehuldigde opvatting dat hier het dranketablissement “De Toelast” gevestigd was berust op een misvatting. Zij zijn op het verkeerde been gezet door het vat, dat vroeger een toelast werd genoemd. Het etablissement “De Toelast” bevond zich echter in het pand direct links van West 72. Het is niet onwaarschijnlijk dat het woord toelast – in het Middelnederlands ‘tolast’ – afgeleid is van het woord ‘Zulast’, in de middeleeuwen een gangbare term in de Rijnwijnhandel met Keulen als centrum.
Een toelast was zowel een inhoudsmaat als een algemene benaming voor grote vaten of tonnen. Hoorn speelde nagenoeg van haar prille ontstaan af gedurende eeuwen een belangrijke rol in de wijn- en bierhandel. Zij onderhield contacten met zowel de Duitse als de Franse wijngebieden. Zie verder Bijlage 24.

 

Bijlage 24

Een voorbeeld van het gebruik van het woord toelast als vat is te vinden in een tekst uit 1648: “In ruymer [grotere] toelasten is hij [de wijn] smakelijcker, omdat sijn lucht niet uyttreckt”. De inhoudsmaat van een toelast was doorgaans 3 tot 6 aam (1 aam = 155,5 liter). Volgens een rekening uit 1519 betaalde een zekere Jan van R. “een toelast wijns van 3 aam”. In 1750 is er echter sprake van een toelast zijnde een “Rhynsch Wyn-Stuk van 7 à 8 aamen oftewel 640 flessen”. Een ander voorbeeld, uit een tekst van 1637: “…binnen der Stadt Haerlem waert Teunis Dirxsz. Mes in den Toelast aen 't marctvelt [Grote Markt] deser Stadt…”. Blijkbaar bestonden er in Haarlem gelijktijdig twee “Toelasten”: de huidige gevelsteen in Jansstraat 64 draagt behalve een beeld van een wijnkelder, toelast en personeel ook de tekst: “Dit is inde Toelast Anno 1609”. Menige herberg en uitspanning was getooid met de naam “Toelast”, hetgeen waarschijnlijk vooral verwees naar de wijn- en bierhandel. Alkmaar heeft in de Laat 206 nog steeds een café dat “De Kleine Toelast” heet.

De toelasten werden niet alleen gebruikt voor het bewaren, vervoeren en dergelijke van wijn, maar bijvoorbeeld ook voor rinse most, althans in 1541: “Een toelast Rinsche most, dewelck van mijns heren in de beste most tijt gesonden was aen den coninck van Scotland”.

Zou hier een verbinding gemaakt kunnen worden met de gevelstenen die zich bevonden in “De Koning van Schotland” (zie hiervoor Hoofdstuk 3)? Voorts is er in 1598 sprake van water: “De toelasten die wy met Water uyt Hollant met ons ghenomen hadden, waren tot den grond toe bevroren”. Verder dienden toelasten onder meer voor het opslaan van bier, salpeter, azijn en oliën. Via het “Amsterdamsche Buyten-Veer” in 1698 kostte het vervoer van “(…) een Toelast Rinsewijn van onder 4 aam 6 stuyvers. En daar boven 12 stuyvers”. Zoals reeds eerder aangegeven is een aam gelijk aan 155,5 liter. De verdere onderverdeling: 1 aam = 4 ankers = 64 stopen = 128 mingelen of kannen.

De inhoud van 176 bottels werd ook wel aangeduid met het woord aam. Als voorwerp kon een stoop een gebakken aarden drinkbeker zijn en in luxe uitvoering van tin of glas. Een rasdrinkeboer uit 1660 moet waarschijnlijk amechtig hebben uitgeroepen: “Myn hooft houdt net een stoop, myn buyck een heele toelast”. Deze inhoudsmaten bleven in zwang tot in 1816. In dat jaar werd tijdens de regering van koning Willem I deze maatvoering officieel vervangen door het metrieke stelsel.

In Frankrijk, het land van oorsprong van dit stelsel, gebeurde dit pas in 1837. Het duurde echter tot 1870 tot de oude inhoudsmaten in ons land helemaal waren uitgebannen. Het is dus een misvatting om Napoleon als de vader van het nieuwe stelsel aan te wijzen. Integendeel zelfs; hoewel hij aanvankelijk een voorstander van deze wet was, werkte hij toen het puntje bij het paaltje kwam de invoering ervan zelfs tegen.
De eer zou eerder toekomen aan zijn voorganger Lodewijk XVI, aangezien deze in 1792 op instigatie van zijn staatsman Talleyrand de opdracht tot onderzoek en reglementering van een nieuw stelsel had ondertekend. De astronomen Pierre Méchain en Jean Delambre hebben deze opdracht uitgevoerd. Dat mondde uit in het thans gehanteerde zogenaamde metrieke stelsel. Dat de daadwerkelijke invoering ervan in ons land zo traag verliep, kwam doordat het bedrijfsleven met zijn vele internationale handelsverbindingen en Amsterdam als centrum de boot lang afhield: men was bang dat een voortrekkersrol met verandering als doel de grote handelsbelangen zou schaden.

Vooral na de middeleeuwen kende Hoorn ook wijn(invoer)handel vanuit Franse contreien. De naam Rouaanse kaai hangt hiermee samen. De wijninvoer verliep via de veerdienst op de bij de Seine gelegen havenplaatsen Rouen en SaintValery-en-Caux. Deze veerdienst op Frankrijk vond een aanvang in 1683 op een “erf naast de pakhuizen van koopman Cornelis Schuyt” op het Oostereiland. De plaats waar de schepen meerden en afvoeren, waarschijnlijk de westzijde van het eiland, kreeg daarom de naam Rouaanse kaai. Men voer met “smak- en boeischepen”. Deze soortaanduiding moet waarschijnlijk opgevat worden als een term voor schepen met een hoog boeisel. In de achttiende eeuw werd ook het toen nieuw ontwikkelde kofschip ingezet. De directe handelsroute van Hoorn naar de Seine is nooit een succes geworden. Voldoende en regelmatig aanbod van vracht stokte vaak, en ook was er in de internationale politiek telkens iets aan de hand dat de voortgang belemmerde.

De meest succesrijke periode van de route werd gevormd door de jaren 1720-1730. De periode van 1701-1713 werd verstoord door de Spaanse Opvolgingsoorlog, en de periode 1740-1748 door de Oostenrijkse Opvolgingsoorlog. Deze laatste oorlog betekende de nekslag voor de handelsveerdienst: in 1749 voer het laatste schip onder diens vlag uit.