Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Restauraties

Restauratiegeschiedenis na de Hervorming tot eind 19e eeuw.

De Noorderkerk werd omstreeks 1579 als hervormde kerk in gebruik genomen na herstel van de vernielingen ontstaan door de Beeldenstorm. De kerkmeesters droegen het beheer "voorlopig" op aan de Kerk- en Armenvoogden.
In 1598 werd de straat achter de Noorderkerk met stenen geplaveid. In dezelfde zomer brak een pestepidemie uit waardoor zoveel mensen het leven lieten en begraven moesten worden dat de kerkvloer opgehoogd moest worden. Begraven had behalve op het kerkhof ook nog steeds plaats binnen de kerk.
Het aanpassen van de kerk ging in 1604 verder met het bouwen van een muur, om het kerkhof van de Noorderkerk af te scheiden van 't Noord.
In 1620 werden huizen gebouwd achter de Vrouwekerk om Alkmaarse wevers te huisvesten. Zij waren aangetrokken om de nijverheid in Hoorn weer wat op te vijzelen.

TochtportaalAan de westzijde van het gebouw werd in 1643 een mooi tochtportaal aangebracht.

In 1660 werd weer bouwactiviteit waargenomen. Wal en schoeiing bij de kerk werden door Steven Claesz Sant verbeterd.
Met goedkeuring van het stadsbestuur lieten de "kerkmeesteren" de graven in de kerk in 1742 weer ophogen op kosten van de eigenaren van deze graven. Hierbij werden de zerken die in zeer slechte staat verkeerden vernieuwd.

 

hek naar armenkerk en muur

Het opknappen en aanbouwen aan de kerk ging in 1733 verder met het omtrekken van het kerkhof met een stenen muur. Ook kwam er een mooi ijzeren hek voor de ingang die intussen aan de oostzijde gemaakt was.

 

Pomp Noorderkerk Vijfentwintig jaar later, dus in 1758, werd in opdracht van "de kerkmeesteren op 't Noord" tegen de kerk aan, een put gegraven. Tot grote vreugde van de bevolking in de omgeving werd op deze put een pomp geplaatst, waarvan zij gebruik mochten maken. De pomp is bij de restauratie van 1936-1938 helaas verdwenen.

(zie ook: Kwartaalblad Oud Hoorn 3, Hoornse waterpompen, enz. van Henk Overbeek)

 

Weer twee jaar later (1760) werd er een grotere restauratie uitgevoerd. Aan de noordzijde werd het dak vernieuwd en ook binnen vonden de nodige reparaties plaats. Op kosten van het stadsbestuur werd, niet zonder enige tegenwerking, de toren (dakruiter) van de kerk versterkt en hersteld. De toren bevond zich voordien in een deplorabele toestand.
In 1762 vernieuwde men het leien dak.

Het bleef kwakkelen, want in 1772 moest er weer gerepareerd worden. Ook het schilderwerk werd aangepakt. De fraaie eikenhouten betimmering werd naar de smaak van de tijd geverfd in Berlijns Blauw.

Begin 19e eeuw werd een "Armenkerk" ingericht. De beste plaats hiervoor bleek het oorspronkelijke koor van de kerk. De noodlijdende bevolking kreeg hier brood en turf uitgedeeld en in ruil daarvoor werd ze verplicht naar de kerkdiensten te komen.

Een halve eeuw later werd weer enig restauratiewerk verricht aan het gebouw. In 1853 werd de vloer nogmaals verhoogd; de kapotte zerken werden vervangen door een bestrating van IJsselklinkers. De nog in goede staat verkerende zerken werden teruggeplaatst.

grafzerk bontekoegrafopschrift

Een paar van deze zerken zijn het vermelden waard. De grootvader van de bekende schipper Bontekoe is er één van. Verder is een zerk te zien met een bijzondere tekst. (Laet hem lopen d(ie) lopen lust mijn tijt is verlopen ik lech in rust.)

 

voet preekstoel Verdere werkzaamheden waren het schilderen van de kerk, het bijwerken van de in 1635 geplaatste preekstoel waarvan de stenen voet waarschijnlijk uit de middeleeuwen stamt en het sluitbaar maken van de deuren alsmede het richten van de banken. Drie jaar later werd een ijzeren hek vervangen door een nieuw exemplaar. Het kerkbestuur verkocht in 1867 een muur en een hek aan de buren zodat dezen konden verbouwen.

 

klokloden kast In de achttiende en negentiende eeuw werd geen groot restauratiewerk uitgevoerd. In het interieur van de kerk paste men een en ander aan, maar veel verder ging het niet. Wel werd in de achttiende eeuw de consistoriekamer onder handen genomen. De resultaten zijn tot nu zichtbaar. Een prachtige schouw en de wapens van de toenmalige regenten. Ook werd een kloklodenkast aangebracht naast het portaal aan de westkant in 1725. De Armenkerk werd in 1800 ingericht. Het meubilair is tot op heden aanwezig.

 

Restauratie in de 20e eeuw.

Al in de twintiger jaren werden plannen gemaakt voor een flinke restauratie. Sinds 1918 bestond een commissie die zich ten doel stelde de kerk in goede staat te brengen. Het probleem was zoals steeds: hoe het geld bijeen te krijgen. Zij organiseerden bazaars, maar veel bracht dit niet op. Intussen werd de staat van de kerk steeds slechter. De kerkvoogdij zag dit met lede ogen aan maar wilde eerst van de nodige steun verzekerd zijn voor zij aan een restauratie begon.
In 1929 werd een commissie opgericht die zich ging inzetten tot het verkrijgen van de nodige gelden. Ook de bevolking van Hoorn werd opgeroepen haar steentje bij te dragen.
De commissie bestond uit leden van de kerkvoogdij en bestuursleden van de Vereniging Oud Hoorn.
Deze commissie (de heren G. Scholten, Dr. L. T. C. Scheij, J. Vermande, A. J. Beek, S. H. Boot, D. Kaat, J. C. Kerkmeijer, Ds. H. van Lunzen, H. J. Room en C. Winkel) maakte duidelijk dat een geschat bedrag van fl. 100 000 nodig zou zijn om het werk te kunnen uitvoeren. Helaas verkeerde Nederland juist in een economische crisis en kwam het benodigde geld niet bij elkaar.

 

Bron: Een verhaal over de Noorderkerk door Willem Vingerhoed en Tim Zaal.