Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Pieter Jansz. Liorne en de Nederlandse Scheepsbouw (8)

Het was in de nazomer van het jaar 1600, dat de Staten van Holland de kwestie van de nieuwe vlootbouw in behandeling namen. Wat de schepen van oorlog betrof kwamen zij daarbij voor de netelige vraag te staan hoe de benodigde grotere, en tevens welbezeilde, oorlogsschepen moesten worden gebouwd om aan alle vereisten te voldoen. Met welk een grondigheid en degelijkheid onze regenten deze vlootbouwaangelegenheid behandelden, daarvan leggen de resolutiën der Hollandse dagvaart getuigenis af.

De Staten begonnen met het inwinnen van informatiën omtrent de meest bevredigende scheepstypen. Daarbij wendden zij in de eerste plaats het oog naar Zeeland, dat blijkbaar om de bezeildheid van zijn schepen een zekere reputatie genoot. Door bemiddeling van Maurits lieten zij de Staten of Gecommitteerde Raden van dit gewest verzoeken om toezending van "de chartre ofte patroon, met de bestecken, van de best bezeylste schepen, die sy jeghenwoordigh in dienst hebben". Tevens moesten de Zeeuwen worden uitgenodigd Zijn Excellentie te adviseren "of men noch bequamer schepen, beter ter zeylage ende dienst soude konnen maken". Na ontvangst van deze adviezen en bestekken stelden de Staten zich dan voor, in overleg met de Hollandse Admiraliteiten en "de steden, door de navigatie bestaende", in deze materie een beslissing te nemen.

Ook uit Rotterdam vroeg men nog een bestek aan en reeds de 4e december konden de nieuwe charters en bestekken, die "by advis van verscheyde Meester-Timmerluyden" (daartoe naar Den Haag ontboden) waren opgemaakt, ter dagvaart worden vastgesteld. Volgens deze ontwerpen dienden de Admiraliteiten van het gewest, "met alderernst ende diligentie", 12 schepen en 4 roeijachten te maken, die half maart gereed zouden moeten zijn. Hun onbekwame schepen mochten de collegiën verkopen, om de opbrengst voor de nieuwe bouw te besteden. Aan de door de Prins te benoemen commandeur van onze blokkadevloot ter kust van Vlaanderen en de hem toe te voegen drie civiele "raden" uit de Admiraliteitssteden werd opgedragen op de bouw dezer schepen toezicht te houden en die "met alle uyterste diligentie te vorderen".

Opmerkelijk is het, dat daarop van wege de stad Hoorn tot "raad" op de vloot benoemd werd Pieter Jansz. Liorne, de befaamde uitvinder der "fluiten": de man dus, van wie de gedaanteverwisseling onzer koopvaardijvloot was uitgegaan! Hoe ingrijpend zijn aandeel ook in de hervorming onzer oorlogsvloot is geweest, leren wij uit de resolutiën van Holland.