Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

De Latijnse school in Hoorn (5/13)

Dergelijke 'buitenschoolse' activiteiten kwamen op de Latijnse scholen vaker voor. Soms kreeg de rector er een kleine vergoeding voor. Onder rector Bas schijnt de belangstelling voor de school te zijn toegenomen. In 1583 besluiten burgemeesters en vroedschap uit te zien naar een derde schoolmeester. Waarschijnlijk had men de situatie toch te optimistisch beoordeeld. Van de aanstelling van een nieuwe kracht horen de niet. Wel van verlaging van de schoolgelden van 10 tot 6 stuivers (1586) en verhoging van het salaris van de schoolmeesters van 90 op 100 gulden (1593). Het salaris van de rector schijnt niet te zijn veranderd. Weliswaar weten we dat hij (in 1583) het recht op een vierde gedeelte van het schoolgeld van zijn leerlingen had gekregen, maar het bevreemdt toch. Waarschijnlijk was Andries Bas in 1593 niet meer in leven. Op het einde van het jaar besloten burgemeesters en vroedschap nl. aan de 'franchoijse schoelmeester' Abraham Mighon (er moet dus ook in Hoorn toen al een Franse school zijn geweest) 'bij provisie' en 'tot wederseggen' de Latijnse school toe te vertrouwen.38)
Dat voor ca 1590 van een dieptepunt sprake was blijkt wel uit de terloopse opmerking van Velius in zijn Kroniek dat de school in die tijd 'bijkans vervallen' was.39) Had de Latijnse school 'nieuwe stijl', onder leiding van hervormde rectoren en zonder band met de oude kerk, in een streek waar het katholicisme zich had weten te handhaven,40) zijn aantrekkelijkheid verloren? Mogelijk werd ook de zuigkracht van de Latijnse school in Alkmaar, die vooral onder het rectoraat van Murmellius een zekere beroemdheid had gekregen,41) te groot. Het is in dit verband opmerkelijk dat Velius juist naar aanleiding van een overgang van Hoorn naar Alkmaar zijn opmerking maakt.
Maar al in 1595, nadat 'tot grooten ondienst zeecker lange tijt het Latijnsche schoole heeft gevaceert', deed het stadsbestuur een poging haar 'weder op te rechten'. Besloten werd 'uijt (te) sien om een goede bequaeme Rector'.42) Op een kleine plaats was de rector de school! Benoemd werd Josias Wijbo, bewonderaar van Horatius en zelf ook auteur van Latijnse gedichten, die intussen niet schijnen te hebben uitgemunt door grote originaliteit. Abbing tenminste constateert in zijn 'Ode' op de gedichten van dr. P. Hoogerbeets, Hoornaar van geboorte,43) 'eene slaafsche navolging van den Romeinschen lierdichter'. In zijn tijd werd hij als 'een geleert man' beschouwd.44)
Twee jaar later is de crisis overwonnen, zoals we uit de aanhef van een vroedschapsresolutie van 1597 mogen opmaken: 'Alzoe het Latijnsche school merckelijcken aanneemt int getal der jonge studenten . . .' Men besluit (wederom) tot de aanstelling van een derde schoolmeester, om 'midtsdien de Rector ende onderrector (hier voor het eerst genoemd) niet en mogen vaceren' - den kinderen de eerste fundamenten ende scriven te leeren'. Rector en conrector konden zich voortaan uitsluitend met het Latijnse onderricht aan de meer gevorderden bezig houden. Benoemd werd Willem Jansz., op een tractement van 200 gulden 's jaars.45)
Naast een rector, conrector en een of twee schoolmeesters voor de Latijnse afdeling telde de stads school, zoals we hebben gezien, nog twee onderwijzers in de 'duijtsche schole' (Nederlandse afdeling). Uit een resolutie van 1598 kennen we hun namen: Jan Jacobsz. Clien en Meijnert Cornelisz. Zij hadden burgemeesters gevraagd om verhoging van hun salaris (100 gulden in het jaar), maar dezen - hun verzoek negerend - hadden besloten 'de schoolmeesters voor hen (te) laten commen ende (te) straffen van de onbeleeftheijt die zij jegens de Rectoir gepleecht hebben, ende oock over de cleijne toesicht die zijluijden over den schole hebben'.46) De rector zal hun zeker over het laatste een - niet geaccepteerde - aanmerking hebben gemaakt! Van schoolmeester Clien vernemen we nog zijn overlijden in 1606. Hij werd opgevolgd door Claes Baerntsz.47)
Verzoeken van de schoolmeesters om salarisverhoging waren - zoals trouwens in de meeste steden - aan de orde van de dag. Ook rector Wijbo dient (in 1600) een request in. Behalve 'verbeteringe van zijn gaige' vraagt hij 'vrijheijt van excijsen ende van turff'. Hij krijgt een verhoging van 50 gulden (tot 500 gulden per jaar) en - waarschijnlijk in plaats van de gevraagde rechten - de toezegging dat hij vrijstelling zal genieten 'van waecken ende vant bijten' (van wachtlopen en bijten hakken).
In dezelfde vergadering waarin dit besluit viel werden twee (nieuwe?) curatoren ('opsierders' of 'curateurs') benoemd; de predikant Roggius (mr. Johan Rogge) en de medicus Doctor Velius (Dirck Volckertsz.), bekend als kroniekschrijver van Hoorn. Ook zij krijgen opdracht 'een goede Ordonnancie over de schole ende over de meesters' te maken. Hun jaarlijks honorarium bedraagt 50 gulden.48)

Op de kaart van Velius (1615) is het oude Cecilia-klooster (Y) duidelijk te herkennen.
Op de kaart van Velius (1615) is het oude Cecilia-klooster (Y) duidelijk te herkennen. In het achterste gedeelte was (sinds 1613?) tot de opheffing de Latijnse school gevestigd. Ook het poortje dat tot het schoolterrein toegang gaf is goed te zien. De kloosterkerk aan de Nieuwsteeg is - tenminste aan de buitenkant - tot op heden weinig veranderd.

In de resoluties maken we ook nader kennis met de leraren, de 'ondermeesters'. Eerst met mr. Nicolaus Rijckaert, die in 1600 - 'alzoe hij hem in huwelijcke state heeft begeven' - om een geschikte woning vraagt in de nabijheid van de school. Het jaar daarop krijgt hij een - nu zeker nodige salarisverhoging van 25 gulden. Twee jaar later verschijnt opnieuw ten tonele mr. Willem Jansz., die we al eerder noemden naar aanleiding van z'n intrede als derde schoolmeester. Hij wordt nu genoemd 'onderlatijnsche schoolmeester'. Zijn tractement wordt gesteld op 300 gulden. In 1608 wordt goedgevonden dat 'de ondermeesters vant latijnsche schole zullen woon en int clooster bij tschool'.49) Wat dit nog steeds het Agnietenklooster of al het Cecilia-convent? We weten het niet. Op de kaart van Velius (1615), in zijn kroniek opgenomen, is de Latijnse school in het laatstgenoemde klooster gevestigd. Misschien heeft de overgang plaats gehad in 1613, bij de bouw van het nieuwe stadhuis, toen er ruimte vrij kwam.

 

38) Ibidem.
39) Velius, Chronyk van Hoorn, pag. 645.
40) L. J. Rogier, Geschiedenis van het Katholicisme in Noord-Nederland in de 16de en 17de eeuw, Amsterdam 1964 (derde druk), dl. 2, pag. 383 e.v.
41) A. Visser, Johannes Murmellius, in: West-Frieslands Oud en Nieuw, dl. 33 (1966), pag. 5.
42) Resolutieboek van de vroedschap, Gemeentearchief, nr. 92.
43) De dichter Petrus Hoogerbeets was een zoon van de Hoornse burgemeester Pieter Hoogerbeets en de oom van Rombout Hoogerbeets, die in 1619 met Hugo de Groot op Loevestijn gevangen werd gezet.
44) Abbing, Geschiedenis van Hoorn, Aantekeningen, pag. 113.
45) Resolutieboek van de vroedschap, Gemeentearchief, nr. 92.
46) Ibidem.
47) Het is niet onmogelijk dat dit Claes Baerntsz. uit Hauwert is, de eerste Westfries die zich (in 1636) aan een geschiedenis van zijn gewest waagde.
48) Resolutieboek van de vroedschap, Gemeentearchief, nr. 92. Evenmin als het reglement van 1578 is het ons gelukt deze nieuwe schoolorde terug te vinden.
49) Ibidem.