SAMENSTELLING VAN HET STADSBESTUUR
Schout en Schepenen
Het stadsbestuur bestond uit schout en schepenen eerst. De schout, vertegenwoordiger van de
landsheer, werd door deze aangewezen. Later kwam deze benoeming bij de stad zelve. Bij het Groot
Privilege van 1477 kregen de steden het recht te beslissen of zij het schoutambt wilden aankopen
dan wel dat dit ambt zou worden verpacht aan iemand, die de stad daarvoor had aangewezen. Toen het
Groot Privilege in 1495 weer werd opgeheven kwam het schoutambt bij de vorst, Philip de Schone,
terug. Maar dit duurde slechts tot 1509.
De benoeming van de schepenen door de schout was een zonderlinge procedure, die zeker waard is
hier te worden vermeld.
Op Goede Vrijdag moesten de rijksten onder de poorters, d.w.z. de hoogst aangeslagenen, uit hun
midden 9 personen aanwijzen, hetgeen geschiedde bij loting. Deze 9 kozen 21 man, uit welke de
schout op Paasmaandag de zeven schepenen benoemde. Die 'ricdom' werden later belangrijke
lieden; ik kom daarop in mijn verhaal nog terug. Zij kregen geleidelijk aan meer invloed en zijn
de voorlopers van de gesloten regenten stand uit later dagen.
Die verkiezing van de negen mannen noemde men 'ter lote' gaan, nog later 'te boon
gaan' en de negen mannen heetten 'kiesmannen'. In een zakje werden evenveel bonen
gedaan als er kiesgerechtigden of 'boonluiden' waren; witte bonen, doch negen zwarte.
Degenen die een zwarte trokken moesten de 21 mannen kiezen. Men was vrij in zijn keuze, behoudens
dat de gekozenen geen bloedverwanten mochten zijn en drie achtereenvolgende jaren 'poorter'
moesten zijn geweest.
Een beloning ontvingen schout en schepenen niet; wel mochten zij de inkomsten, verbonden aan de
rechtspraak, behouden maar die rechtspraak omvatte - zoals ik vermeldde - vrij veel.
Raden, poortmeesters of burgemeesters
Iets later komt een nieuw instituut: de raden of poortmeesters. Deze
poortmeesters waren belast met het innen en het beheren van de financiën. Hun
oorspronkelijke benaming was dan ook schotvangers. Het schot was wat men nu
noemt de vermogensbelasting. Wie 'te scote' stond was belastingplichtig
en wie voor een bepaald bedrag 'te scote' stond behoorde tot de 'ricdom'
en was kiesgerechtigd.
Deze poortmeesters hadden dus het beheer over alles wat tot de stad behoorde:
het financiëel beheer, het beheer van de eigendommen en van de publieke werken.
Zij werden gekozen uit en door de poorters en hadden door hun functie ook veel
contact met de burgerij.
De schepenen hadden al vroeg behoefte om het oordeel in te winnen van
belangrijke personen uit de burgerij alvorens zij tot het uitvaardigen van
keuren overgingen. Het meest daarvoor in aanmerking kwamen die poortmeesters of
raden. Geleidelijk werd dit een geregeld contact; de naam poortmeester verdween
en men noemde deze vertegenwoordigers van de burgerij raden; een naam, die in
zwang bleef ook toen de naam burgemeester algemeen was geworden. De invloed van
deze burgemeesters groeide ten koste van die van de schepenen; het raadplegen
van de raden was algemeen geworden en tenslotte bleef aan schout en schepenen
alleen de rechtspraak over. Het bestuur van de stad kwam geheel in handen van de
burgemeesters. Maar dan zijn we inmiddels alweer 100 jaar verder. Aanvankelijk
waren er drie burgemeesters. Op Goede Vrijdag gekozen door dezelfde 9 mannen,
die ook de lijst van 21 mannen opstelden, uit wie de schepenen moesten worden
gekozen. Later werd dit college met één uitgebreid; gekozen uit één der drie
burgemeesters, die het jaar te voren het ambt hadden bekleed. Men deed dit om
een zekere continuïteit in bestuur te houden.
De burgemeesters moesten iedere dag minstens één uur ten stadhuize vergaderen.
Zij vormden het dagelijks bestuur en vertegenwoordigden de stad in de
Statenvergadering.
Dit ter boon gaan had plaats in de Grote Kerk, na de predikatie, in het koor ten
overstaan van de burgemeesteren en de schout. Ik laat nu volgen het relaas van
Velius: de boonluiden gaan naar het Choor 'en komende bij de oude
Burgemeester, dewelke middelertijd is gaen sitten op een verhevene gestoelte,
recht midden in 't Choor, met den Schout aen zijn rechte zijde, trekken d'eene
voor d-andere na elk een Boon uyt seker Saksken, 't welk bij den voorschreven
ouden Burgemeester daertoe opgehouden word'. Na de loting gaat het
gezelschap onder leiding van de schout en vergezeld van de secretaris en twee
stadsboden en vier hellebaardiers naar de consistorie. De deur wordt gesloten en
bewaakt door de bodes en de hellebaardiers; de schout en de keurmannen gaan
kringsgewijs staan, waarna de schout hen toespreekt en de eed afneemt. De
keurmannen mogen de consistorie niet verlaten voordat zij de nieuwe
burgemeesters en de 21 mannen hebben gekozen.
De vroedschap
Tenslotte ontmoeten we de 'ricdom' of 'de vroedschap'. Van belang
ook voor ons, 20e eeuwse mensen, omdat hierin - ondanks alle bezwaren, welke men
mag hebben tegen de wijze waarop dit college tot stand kwam - het beginsel van
onze democratie verborgen ligt.
Alle wijzigingen in het gemeenterecht, welke de vorige eeuw ons geschonken
heeft, zelfs de grootse conceptie van Thorbecke, waren niet mogelijk geweest
indien men niet had kunnen aansluiten aan dit college en de instellingen, die in
de middeleeuwen hun ontstaan vonden.
Welnu, oorspronkelijk zal men voor belangrijke zaken de gehele burgerij ter
raadpleging bijeen hebben geroepen. Later ging men dit beperken tot de
aanzienlijksten en nam men slechts hen, die een bepaalde som aan belastingen
betaalden aan de rijkdom of de vroedschap.
De raden van Hoorn, de burgemeesters, mochten geen belasting heffen of geld
lenen zonder goedkeuring van de vroedschap. De burgemeesters legden ten
overstaan van het college hun rekening en verantwoording af. Geleidelijk werden
deze aanzienlijken geregeld gehoord en vormden zij een vast college, dat met de
burgemeesters het gehele bestuur aan zich hield. De samenstelling van het
college onderging in de loop der tijden verandering. Bekwaamheid en geschiktheid
gingen de doorslag geven. Niet de rijksten, maar de verstandigsten dienden
zitting te nemen: van 'rijkdom' werd het 'vroedschap'. Maar in
later jaren kwamen de zetels in handen van bepaalde families; we zijn dan in de
80-jarige oorlog. Velius zegt hiervan: 'hierin is naderhand (voor of na
de Trubbel weet ik niet) iets veranderings geschied, alsoo veel luyden wel
goeds genoeg hadden, maer anders ongeschikt en onbequaem waren, dikwils ook de
vijanden van gemeene Regeringe. Dieshalve werd het gebragt tot oordeel van de
Vroedschap, wie van diegene, die genoeg gegoed waren, toegelaten zoude worden,
te Boon gaen of niet. Men plagt daertoe uyt te leggen tusschen de 80 en 90'.
Deze verandering, oorspronkelijk bedoeld om ongeschikte personen buiten het
stadsbestuur te houden - in het bijzonder wel de Roomsgezinden - leidde ertoe,
dat het bestuur in handen van bepaalde geslachten kwam. Het gevolg was een
verstarring, die in de regententijd in de 17e en vooral in de 18e eeuw tot
steriliteit voerde, maar die anderzijds ook die typische regentenstijl in het
leven riep, die zo kenmerkend is voor de Nederlandse cultuur.
Al deze bestuursinstellingen, in de middeleeuwen geschapen, zijn behoudens
enkele wijzigingen in stand gebleven, totdat de revolutie van 1795 een einde
maakte aan wat intussen verstard en vermolmd was geworden, maar dat niettemin
voor de ontwikkeling van onze steden en gemeenten, dus ook voor Hoorn, van veel
belang is geweest en welks invloed niet mag worden weggecijferd.