IS DE TAAK VERANDERD
Zijn er principiële verschillen tussen de taken van de stedelijke overheid van toen en die van het
gemeentebestuur van thans?
Is er een wezenlijk verschil tussen de pogingen van de burgemeesteren van de 17e eeuw, die zich
moeite gaven om door het aanleggen van havens de handel op Oost- en West-Indië te bevorderen en die
van een hedendaags college van burgemeesters en wethouders, dat een gunstig klimaat tracht te
scheppen voor de vestiging van industrieën?
Ik geloof het niet. Zeker, de rol is bescheidener, maar dit geldt ook voor bijv. Amsterdam. Men
moet niet vergeten dat de Hollandse steden juist tot bloei konden komen en in staat konden zijn
hun stempel op de Nederlandse beschaving te drukken in een tijd, waarin het particularisme hoogtij
vierde ten koste van de centrale overheid; toen het zwaartepunt dus lag bij de samenstellende delen.
Het zal altijd wel een raadsel blijven hoe het mogelijk is geweest, dat van een staatsrechtelijk
monstrum - als de Unie van Utrecht van 1579 toch eigenlijk was - een zo levenskrachtig geheel, dat
men geen staat kon noemen en het beste als 'Gemeenebest' kan aanduiden, kon worden gevormd.
Wil men dit danken aan een aangeboren bestuursgevoel van de Nederlandse bestuurder, van de
stedelijke regent, die altijd kans zag van welke onvolkomen regeling ook een voor de praktijk
hanteerbaar geheel te maken? Ik ben gaarne geneigd het te aanvaarden, maar dan rijst bij mij
telkens de vraag of de centripetale krachten van onze tijd niet als onnederlands moeten worden
beschouwd.
De rol van een hedendaagse gemeentebestuurder mag dan bescheidener zijn, des te groter moet onze
eerbied worden voor wat men in vroeger eeuwen - zonder te beschikken over de technische
hulpmiddelen, waarover men thans kan beschikken - tot stand wist te brengen. Men sprak toenmaals
niet over actieve cultuurpolitiek, maar gaf. wel aan een onzer grootste bouwmeesters opdracht om de
Waag te ontwerpen en te versieren met het stadswapen. Misschien wat zelfbewust, toch van grote
fraaiheid. Een helaas onbekend gebleven architect ontwierp het Statencollege, waarvan men het
evenbeeld in ons land tevergeefs zal zoeken. Het stadsbestuur stelde prijs op de zetel van de
Gecommitteerde Raad in Hoorn en had daar veel voor over. Een utiliteitsgebouw - een stukje
dieventaal uit onze tijd - als de Oosterpoort kreeg niet de zakelijke vorm, waarbij niet meer
dan nodig was voor een verdedigingswerk werd opgericht, maar kreeg allerlei verfraaiingen.
Hetzelfde geldt ook voor bijv. de Hoofdtoren.
Maar nu nogmaals de vraag, of er een principieel verschil is tussen de taak van burgemeesteren en
vroedschap van destijds en die van een hedendaags gemeentebestuur. Een vraag, die ik reeds
ontkennend beantwoordde. Zo vroeger als nu is het aan het stadsbestuur c.q. gemeentebestuur gegeven
te waken voor de belangen van de stad en van de burgerij; het initiatief te nemen, indien men
meent iets voor de burgerij te kunnen bereiken, indien men meent, dat haar belangen onvoldoende
gewaardeerd worden door gewestelijke of centrale overheden: een recht neergelegd in de Grondwet:
om de belangen van de gemeente en haar ingezetenen te mogen voorstaan bij de Koning, bij de
Staten-Generaal en bij Provinciale Staten.
Het zich verdiepen in de geschiedenis van een stadsbestuur in vroeger eeuwen is daarom zo
interessant, omdat men er uit leert, hoe het verlenen van allerlei privileges van welke aard ook
de ontplooiing van deze steden tot zelfstandige 'republiekjes' heeft mogelijk gemaakt;
daardoor is aan de latere krachtsontplooiing van de lage landen bij de zee ruimte gegeven. Zonder
al deze steden, zowel grote als Amsterdam en Groningen, Leiden en Haarlem, maar ook de kleinere
als Alkmaar en Enkhuizen, Middelburg en Gouda, en ook Hoorn, zou Nederland niet zijn geworden wat
het thans is en zo heeft ook het kleine Hoorn haar aandeel gehad in de vorming van de Republiek
der Zeven Provinciën en het latere Koninkrijk. En dan worden wij ons bewust van de juistheid van
de woorden van Van Hogendorp: 'Niet ineens en op papier is deze Regeering voor den dag gekomen,
maar zij is uit vaste grondslagen ontwikkeld geworden en ontwikkelt zich nog dagelijks. Hare
grondslagen liggen in de oudheid'.
DR. LUCAS VAN HASSELT
Hoorn, januari 1977
Bronnen:
Gemeentearchief Hoorn
Literatuur:
Th. Velius, Chroniek van Hoorn, 4e druk, 1740.
J. en A. Romein, De Lage Landen bij de Zee, 3e druk, Utrecht 1949.
J. Huizinga, Nederland's beschaving in de zeventiende eeuw, 2e druk, Haarlem 1956.
J. Wagenaar, Vaderlandsche Historie, Amsterdam 1790.