Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoornse Gevelstenen en andere Huistekens

Gevelstenen in het Westfries Museum

Pagina 190-191

De stenen timpaanvulling van de voormalige bierbrouwerij “Het Wapen van West-Friesland” aan de Italiaanse Zeedijk, ongeveer ter hoogte van waar zich nu nummer 40 bevindt. De voorstelling toont twee biervaten die elk het wapen van West-Friesland op hun deksel dragen.
In de linkerhoek van het veld is het getal 16 aangebracht, en in de rechterhoek het getal 50, samen vermoedelijk het bouwjaar 1650 vormend.
Zie voor verdere gegevens Bijlage 3.

 

 

Een gevelsteen met daarop een afbeelding van een oude bebaarde man, ‘de wandelende oude man’ genoemd. De man beweegt zich met ietwat moeizame tred voort met behulp van een wandelstok. Dit is een verwijzing naar de functie van het gebouw waarvan de steen afkomstig is.
Deze gevelsteen is te zien op twee schetsen gemaakt in 1840 door J.C. de Blocquerij, oud-burgemeester van Hoorn. De steen was onderdeel van het onderste fries van de gevel van de nieuwe baaierd die in 1609 gebouwd was. Deze baaierd, onderdeel van het St. Jansgasthuiscomplex, stond op de hoek van de Gasthuissteeg (het eerste gedeelte van de toenmalige Kerksteeg, thans Lange Kerkstraat geheten) en het Kerkplein. De baaierd grensde aan de westzijde van het ‘klokhuis’ (klokkentoren), dat in 1853 is gesloopt.
De oostzijde van het klokhuis grensde aan het huidige enige overgebleven gebouw van het St. Jansgasthuis. Mogelijk is de steen afkomstig van de oude baaierd, die achter de klokkentoren stond. Toen de nieuwe baaierd na ±  1620 het principe van de verschaffing van gratis onderdak moest opgeven werd hij in feite opgeheven. Het woord baaierd (of ‘beyart’ of ‘bayerd’) slaat op een van de functies van de middeleeuwse gasthuizen. Deze gasthuizen, ook wel Heilige Geesthuizen genoemd, werden gesticht en in stand gehouden door vooral kerken en kloosters. Zorg voor de behoeftige medemens op basis van liefdadigheid als christelijke plicht vormde de drijfveer voor het ontstaan van deze instellingen.

De gasthuizen gaven zorg aan armen, zieken, ouden van dagen en andere nooddruftigen, voor zover de ruimte en de financiële middelen tenminste toereikend waren. Daarnaast konden reizigers en pelgrims met een smalle beurs twee tot drie nachten gratis vertoeven in de baaierd, zoals vermeld een afdeling van het gasthuis. Zelfs daklozen, zwervers en ander diefachtig gespuis, die op goed geluk hun heil in de steden kwamen beproeven konden hier voor onderdak terecht, mits zij zich aan gezag en orde van schout en schepenen onderwierpen. Ook toen vond men al dat zulk geboefte zich 's nachts beter binnenshuis dan buitenshuis kon ophouden.
De betekenis van het woord ‘baaierd’ houdt verband met ‘bayeren’, later ook ‘bakeren’, hetgeen verplegen of verzorgen betekent. ‘Beyardt’ of ‘bayaert’ was ook een aanduiding voor een roodbruin paard, in de middeleeuwen het meest gebruikte type voor reizen en vervoer.