Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Ach Lieve Tijd 5: Zeven eeuwen Hoorn,
zijn bewoners en hun ziel en zaligheid

Onder redactie van J.M. Baltus, W.A. Braasem, W.F.M. Brieffies, A. de Graaf, K. Hazelzet, J.P.H. van der Knaap, D.C. van der Maarel, V.J. Nobel, H.W. Saaltink en R.J. Spruit.
Tekst: R.J. Spruit.

In het middeleeuwse Hoorn had de godsdienst een belangrijke functie in het dagelijks leven. Sinds het einde van de veertiende eeuw werden er vele kloosters gebouwd. De stad telde voorts talrijke kapellen, waarvan enkele uitgroeiden tot grote parochiekerken.
De geschiedenis van de Hoornse hoofdkerk gaat terug tot het midden van de veertiende eeuw. Het eerste kerkje was niet meer dan een houten kapel. Geleidelijk aan werd deze kapel vervangen door een groter, stenen gebouw waarvan in 1405 het koor en het transept konden worden gewijd. Hoewel Sint Cyriacus vanouds de patroonheilige van Hoorn was, verkozen de burgers de populaire Sint Jan de Doper als beschermheilige van hun kerk.
Naarmate de stad groeide, bouwde men verder aan de kerk die de hoofdkerk van Hoorn zou worden. Doordat er voortdurend gebrek was aan geldmiddelen, vorderde de bouw maar langzaam.
In de middeleeuwen stond de kerk dan ook vrijwel steeds in de steigers. Ook aan de inrichting en de verfraaiing van het gebouw werd voortdurend gewerkt. In 1459 wisten de parochianen een aanzienlijk relikwie te bemachtigen: een splinter van het Heilig Kruis, die werd bewaard in een zilveren crucifix. Enkele tientallen jaren later begon Jan Pietersz van Jisp met het snijden van een prachtig altaarstuk voor het hoogaltaar. Met het uitbeelden van gebeurtenissen uit het leven van Jezus, Sint Jan en Sint Cyriacus was de houtsnijder vijf jaar bezig.

In 1530 was het eindelijk zo ver dat er kon worden begonnen aan de bouw van een machtige toren als voltooiing van het kerkgebouw. Tot die tijd had men zich moeten behelpen met de houten klokketoren die nog tot 1853 naast het Sint Jansgasthuis heeft gestaan.

430
De Oosterkerk met op de voorgrond de vriendelijke huisjes van neringdoenden aan de Appelhaven. De welvarende gilden, waarin de ambachtslieden, vissers en schippers uit de buurt waren verenigd, brachten het geld op voor de prachtige ramen waarmee de kerk in de 17de eeuw werd verfraaid (WFM).