Opkosten van de weduwe
In 1703 vond een ontploffing plaats in de kruitmolen die stond tussen de Ooster- en de Koepoort. De
gebrandschilderde ramen van de Grote en de Oosterkerk werden hierdoor zwaar beschadigd. Nauwelijks
waren de glazen hersteld of in 1749 vond opnieuw een ongeluk plaats en wel tijdens een begrafenis.
C.A. Abbing beschreef het voorval:
‘Op den 13den October van dat jaar werden, bij de plegtige begrafenis van den Heer Meynard
Merens Schagen, Luitenant-Generaal der Cavallerie, en Kolonel van een Regiment Ruiterij, ten dienste
dezer landen, de drie eerste vakken der Kerkglazen, door het lossen van het geschut buiten de Kerk,
alsmede de Westerglazen van het Kostershuis bijna geheel vernield, stortende zelfs stukken van de
gemetselde schinkels ter neder. De schade werd echter op kosten van de Weduwe van den overledene
hersteld.’
Omstreeks het jaar 1600 kwamen talrijke joden vanuit Portugal naar de Nederlanden, waar zij gastvrij
werden onthaald, want onder hen waren veel kooplieden die beschikten over waardevolle handelsrelaties
in het Middellandse Zeegebied en zelfs tot diep in Azië. Ook in Hoorn vestigden zich Portugese
joden. Zij zouden gewoond hebben aan het Jeudje of de Jeudestraat. Evenals elders haastte het stadsbestuur
zich ‘behoorlijcke order ende seeckere limiten’ aan hun toelating te stellen. De joden
mochten zich vrijelijk bezig houden met de handel in zuidvruchten, zijde, wijnen en specerijen, want
daarmee zouden ze geen Hoornse kooplieden in het vaarwater zitten. Detailhandel was hun echter streng
verboden en tot de ambachtsgilden werden zij niet toegelaten.
De gereformeerde vrouwen vereniging ‘Lydia’. De dames poseren voor de
kerk aan de Achterstraat ter gelegenheid van het afscheid van mevrouw Wesbonk in 1932. Dominee Wesbonk
was ook geestelijk verzorger van de Krententuin, waar souteneurs en ‘drankwetters’ zaten.
's Zondags ontving mevrouw Wesbonk de dames die de gevangenen bezochten, op de thee. Zij had vanwege
dit frivole theekransje heel wat kritiek te verduren (Coll. K. Korpershoek, Andijk).
In de achttiende eeuw kwamen opnieuw joden naar de Nederlanden. Ditmaal waren het uit Duitsland en Polen
gevluchte joden. Zij werden aanzienlijk minder hartelijk ontvangen, want deze aan geweld en vervolgingen
ontsnapte mensen waren economisch veel minder interessant. Zij hadden dan ook grote moeite zich hier
van een bestaan te verzekeren. Er was veel overredingskracht nodig om van het stadsbestuur toestemming
te verkrijgen voor de bouw van een synagoge aan de Italiaanse Zeedijk, die in 1780 werd voltooid. Op
het Weeltje aan de Westersingel mochten de joden een begraafplaats inrichten.
De joodse gemeenschap was in 1850 aangegroeid tot zo'n 450 leden. Daarna liep het aantal snel terug.
Van de enkele tientallen joden die er bij het begin van de Tweede Wereldoorlog nog woonden, werden de
meesten slachtoffer van het nazisme. Na de oorlog verviel de synagoge tot een bouwval die in 1953 werd
gesloopt. In 1970 werd de joodse begraafplaats verplaatst naar een gedeelte van de nieuw aangelegde
algemene begraafplaats aan de Berkhouterweg. Daarmee werd een hoofdstuk uit de geschiedenis van Hoorn
afgesloten, waarop de stad bepaald niet trots kan zijn.
De Vereeniging voor Evangelisatie ging met haar tijd mee en zette auto's in voor het zendingswerk.
Deze foto van de autozending is in 1930 genomen aan het begin van de Tweebomenlaan
(Coll. K. Korpershoek, Andijk).