Inmiddels was de eenheid in de kerk danig aan het wankelen gebracht. In 1517 bracht Maarten Luther
een beweging op gang, die in de Nederlanden al spoedig veel aanhangers kreeg. De kritiek van de
Augustijner monnik richtte zich op de misstanden in de katholieke kerk. De handel in ‘aflaten’
en het weelderige leventje dat veel geestelijken leidden, waren volgens hem in strijd met de leer van
Christus. In veel steden werden de verkondigers van deze ‘ketterse’ ideeën massaal
vervolgd. Het Hoornse stadsbestuur toonde zich echter tolerant tegenover de nieuwe, ‘hervormde’
leer. De Beeldenstorm die in 1566 vanuit Antwerpen naar de Noordelijke Nederlanden oversloeg, leek
aanvankelijk dan ook aan Hoorn voorbij te gaan. De kerk werd tijdelijk gesloten en de belangrijkste
kostbaarheden werden in veiligheid gebracht.
Het in 1402 gestichte Ceciliaklooster, waarvan in de Nieuwsteeg nog de verbouwde
kapel is te zien. Op 8 maart 1573 werden de nonnen ‘uyt haar bedde geligt en zoo bescheurd en
half bloot als ze waren op een schip gezet’ (Coll. B. van Zeben).
Zes jaar later dreigde opnieuw gevaar. Men besloot de
beelden en altaren uit voorzorg te verwijderen. Maar kwaadwillige lieden verstrekten de arbeiders die
dit werk moesten uitvoeren, zoveel bier dat de zaak uitliep op een dronkemanspartij waarbij grote schade
aan het kerkinterieur werd toegebracht. Weldra namen de calvinisten bezit van het kerkgebouw. Alles
wat nog herinnerde aan de katholieke eredienst, werd verwijderd of overgeschilderd. Middenin de grote,
lege kerk kwam de kansel te staan. Daaromheen zaten de kerkgangers, in herenbanken of op stoelen, de
urenlange preken aan te horen. Orgelspel was aanvankelijk uit den boze, omdat het teveel herinnerde
aan de ‘paepsche gebruycken’. Om de gemeentezang in goede banen te leiden, werd een voorzanger
aangesteld. Dat bleek echter geen ideale situatie en omstreeks het midden van de zeventiende eeuw
begeleidde het orgel weer de zondagse gemeentezang. Ook op andere dagen werd het orgel bespeeld door
de stadsorganist. Regelmatig werd er geprotesteerd tegen de ‘lichtveerdighe ende weereltlijcke
gesangen’ die dan ten gehore werden gebracht.
Het Mariaklooster aan de Achterstraat werd na de Hervorming weeshuis. In 1825 werd
de kapel aan de katholieken toegewezen. Na een brand in 1877 kreeg de gereformeerde gemeente de beschikking
over de ruïne
(RAH).
Op 3 augustus 1838 ging de Grote Kerk in vlammen op. De brand, die in korte tijd de gehele kerk
verwoestte, was veroorzaakt doordat een loodgieter in de middagpauze een brandende vuurpot in de dakgoot
had laten staan. Om één uur werd een van de torenwachters opgeschrikt door de kreet
‘Brand!’. De man rende naar de kerk en beschreef later wat hij daar zag. ‘Vlak voor
mij zag ik boven uit het dak van dat schoone Groote Kerkgebouw rook opgaan (...) Midden in het Verwulft
der Kerk woelde een vuurgloed, door eenen sterken wind aangeblazen, die de vlammen onder het Plafon
deed rond spelen’.
Psalmbord uit de Nederlands Hervormde kerk in Avenhorn. Tekstborden vervingen de
katholieke heiligenbeelden, maar ‘gesneden beelden’ op grafmonumenten werden in hervormde
kerken meestal wel toegelaten. Zo niet in Hoorn, waar in 1603 het ‘beeldwerk gesteld tot
sieraad’ van een monument rigoureus werd verwijderd
(WFM).
Aan blussen viel niet te denken. Het brandende dak stortte in en veroorzaakte
een alles verzengende vuurzee. Rond twee uur kwam de toren met daverend geraas naar beneden. Spoedig
werd de kerk herbouwd, waarbij een groot gedeelte van het oude muurwerk werd gehandhaafd. Wel kreeg de
kerk een nieuwe voorgevel met klassieke zuilen en werd het gebouw aanzienlijk ingekort.
In 1878 sloeg de bliksem in de toren en brandde de kerk opnieuw af. Met grote voortvarendheid werd nu
besloten tot de bouw van een geheel nieuwe kerk. Er werd een prijsvraag uitgeschreven en het plan van
architect Muysken werd uitgevoerd.
De voor- en achterzijde van een houten paneel uit de preekstoel van de Grote Kerk. Het
katholicisme hechtte aan beelden, het protestantisme aan het woord. De omwenteling vond in dit geval
letterlijk plaats. Het paneel werd na de Hervorming eenvoudig omgedraaid en aan de achterzijde, die nu
voorzijde werd, beschilderd met een bijbeltekst
(WFM).